Vergrijzing zorgt nog niet voor veel extra banen
De vraag naar vervangers op de werkvloer bedraagt de komende jaren jaarlijks gemiddeld 2,8 procent ten opzichte van de werkgelegenheid tijdens de start van de meting in 2012. Twee jaar geleden werd nog een vervangingsvraag van 3,7 procent op de middellange termijn voorzien, zegt onderzoeker van het ROA Didier Fouarge.
De vervangingsvraag wordt grotendeels bepaald door de uitstroom van werknemers die hun gepensioneerde leeftijd hebben bereikt. Deze pensioenleeftijd is in de afgelopen twee jaar verhoogd. Het ROA neemt nu bovendien beter in de rekenmodellen mee dat het gebruik van prepensioen en VUT de afgelopen jaren flink is gedaald, legt Fouarge uit.
Een ander deel van de vervangingsvraag wordt bepaald doordat mensen een ander beroep kiezen. Door de economische crisis is dat de afgelopen jaren echter afgenomen. "Een beroepswisseling blijkt procyclisch te zijn", licht Fouarge toe. "In tijden van een slechte economie zie je minder mensen van beroep wisselen. Men verzekert zich dan liever van een baan. Bij economische groei wordt er juist meer gewisseld."
De lagere vervangingsvraag zorgt er mede voor dat het aantal baanopeningen de komende jaren laag is. Dat wordt echter ook bepaald doordat er minder nieuwe banen bijkomen. Voor de periode 2013-2018 voorziet het ROA een afname van de werkgelegenheid met veertienduizend banen.
Het ROA spreekt door banenkrimp en de lage vervangingsvraag van een 'somber' arbeidsmarktperspectief, vooral voor schoolverlaters. Dat scheelt echter wel per sector. Voor mensen die een zorgopleiding hebben afgerond zijn de perspectieven nog wel goed, als is de zorg een minder grote 'banenmotor' dan afgelopen jaren. Mensen met een economiediploma hebben een veel minder goed arbeidsmarktperspectief.